Tweehuizig

Bij tweehuizige (dioecische) planten komen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen niet op dezelfde plant voor. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort.

Bij bloemplanten hebben de planten dan eenslachtige bloemen. Voorbeelden zijn de populier en de wilg. Door tweehuizigheid treedt altijd kruisbevruchting op. Een nadeel is dat alleen de vrouwelijke plant zaad vormt.

Bij de mossen, levermossen en hauwmossen is de "plant" de haploïde gametofyt. Bij tweehuizige mossen bevinden de geslachtsorganen (respectievelijk de mannelijke antheridia en de vrouwelijke archegonia) zich op verschillende planten.

Voorkomen

Tweehuizigheid komt bij de naaktzadigen bij alle palmvarens (Cycadales), bij de Japanse notenboom (en rest van de verder uitgestorven familie Ginkgoaceae) en bij ettelijke Gnetopsida voor. Bij de Pinales komt tweehuizigheid zelden voor.

Bij de bedektzadigen hebben rond de zeven procent van alle geslachten ten minste een tweehuizige soort. Rond zes procent van alle bedektzadige soorten zijn tweehuizig. De meeste tweehuizige geslachten hebben alleen tweehuizige soorten, slechts een derde van de geslachten heeft meer dan één geslachtelijke verdeling. Hoewel tweehuizigheid wijdverbreid is bij de bedektzadigen komt dit maar bij ruim 40 procent van de families voor.

Tweehuizigheid komt bij de tweezaadlobbigen iets vaker voor dan bij de eenzaadlobbigen. Bijzonder veel tweehuizige soorten komen voor bij de Lauraceae, Menispermaceae, Myristicaceae, Euphorbiaceae, Moraceae en Urticaceae.

Kenmerken die bovenmatig vaak voorkomen bij tweehuizige planten zijn in afnemende hoeveelheid: eenhuizigheid bij verwante soorten, klimmende groei, verspreiding van de zaden door dieren (zoöchorie), niet-dierlijke bestuiving (windbestuiving en bestuiving door water), struikachtige groei en verspreiding in de tropen. Heterotroof zijn slechts vier procent van de tweehuizige geslachten, in deze groep is tweehuizigheid overaanwezig met 43 van in totaal 135 heterotrofe geslachten.

Mossen en algen

Bij mossen en veel algen betekent tweehuizig dat slechts vrouwelijke of mannelijke voortplantingsorganen (bijvoorbeeld archegonia of antheridia) aanwezig zijn op verschillende planten. De term heeft hier dus betrekking op de haploïde gametofyt en niet op de diploïde sporofyt. In het geval van tweehuizige mossen hebben de zaadcellen het moeilijker de archegonia met de eicel te vinden, dan bij eenhuizige planten. Tweehuizige soorten hebben dan ook minder vaak sporenkapsels dan de eenhuizige soorten, en vermenigvuldigen zich dan ook vaker vegetatief.

Genetische bepaling van tweehuizigheid

Bij de meeste tweehuizige soorten bepaalt het geslachtschromosoom of de plant mannelijk dan wel vrouwelijk is. Bij de meeste soorten zijn de mannelijke planten heterogametisch XY en de vrouwelijke planten homogametisch XX. Uitzonderingen waarbij de mannelijke plant homogametisch is, zijn Potentilla fruticosa en het geslacht Cotula. Het genetisch bepaalde geslacht kan echter door milieu-invloeden tenietgedaan worden. Zo kan de genetisch vrouwelijke komkommerplant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen vormen door bespuiting met zilvernitraat.

Tweehuizigheid is bij de zaadplanten een afgeleid kenmerk (apomorfie). Bij vele eenslachtige planten komen rudimentaire organen van het andere geslacht voor. De eenslachtigheid ontstaat door onderdrukking van de vorming van organen van het andere geslacht: vrouwelijke planten zijn mannelijk steriel, de mannelijke planten zijn vrouwelijk steriel. Mannelijke steriliteit ontstaat meestal door reductie van de meeldraden, kleine staminodiën genaamd; bij vrouwelijke steriliteit zijn geen stempels (pistillodium) aanwezig.

  • Vrouwelijke katjes van de schietwilg
    Vrouwelijke katjes van de schietwilg
  • Mannelijke katjes van de schietwilg
    Mannelijke katjes van de schietwilg
  • Wilde gagelstruik met onrijpe vruchten
    Wilde gagelstruik met onrijpe vruchten
  • Wilde gagelstruik met mannelijke katjes
    Wilde gagelstruik met mannelijke katjes
  • Vrouwelijke hopbloemen op een vrouwelijke plant
    Vrouwelijke hopbloemen op een vrouwelijke plant
  • Mannelijke hopbloemen op een mannelijke plant
    Mannelijke hopbloemen op een mannelijke plant
  • Hulst: boven mannelijke bloemen van een mannelijke struik, onder vrouwelijke bloemen van een vrouwelijke struik
    Hulst: boven mannelijke bloemen van een mannelijke struik, onder vrouwelijke bloemen van een vrouwelijke struik

Zie ook

· · Sjabloon bewerken
Levenscyclus en voortplanting van organismen
Ongeslachtelijke voortplanting:apomixis · automixie · binaire deling · maagdelijke voortplanting · parthenogenese · vegetatieve vermeerdering · knopvorming
Geslachtelijke voortplanting:mannelijk (♂) · vrouwelijk (♀) · eenslachtig · tweeslachtig () · geslachtsverdeling · eenhuizig (dichogamie · protandrie · protogynie) · tweehuizig
Metamorfose:gedaanteverwisseling (volledige gedaanteverwisseling - onvolledige gedaanteverwisseling) · ei · imago · instar · larve · nimf · pop · subimago · vervelling
Parasitisme:ectoparasiet · endoparasiet · gastheer · gastheerwisseling · infestatie · parasiet · tussengastheer · tussenwaardplant · vector · waard · waardplant
Mijlpalen van de levenscyclus:meiose, reductiedeling ⇒ gameet (eicel, zaadcel) ⇒ bevruchting « plasmogamiekaryogamie » ⇒ zygote
Generatiewisseling:monogenetische cyclus · digenetische cyclus · trigenetische cyclus · gametofoor · gametofyt · gametogenese · generatie · spore · sporofyt · voorkiem
Kernfasewisseling:dikaryon · diplofase · diplohaplofasische · diplohaplont · diplofasische cyclus · diplont · diploïdie · haplofase · haploïdie · kernfase · haplofasische cyclus · haplont · heterofasische cyclus
Meiotische deling:gametische meiose · intermediaire of sporische meiose · zygotische meiose
Ploïdie:haploïdie · diploïdie · diploïdisatie · fractionatie · triploïdie · tetraploïdie · hexaploïdie · octoploïdie · euploïdie (alloploïdie · autoploïdie) · aneuploïdie
Afwisseling van individuen:haplobiont · diplobiont
Verdere:levenscyclus (zaadplanten) · levensfase · chronologie van de menselijke zwangerschapsontwikkeling · embryogenese